Zaakvoerders uit Anzegem veroordeeld voor onopzettelijke doding, mensenhandel en zwartwerk
De rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge heeft de zaakvoerders van een afvalverwerkingsbedrijf uit Anzegem en een Antwerpse onderaannemer veroordeeld wegens onder andere onopzettelijke doding, mensenhandel, zwartwerk en oplichting in het sociaal strafrecht. Aanleiding was een dodelijk arbeidsongeval waarbij een Bulgaarse werknemer onder de wielen van een verreiker terecht kwam.
Feiten
Op 9 januari 2020 was een Bulgaarse man sorteerwerken aan het uitvoeren in een loods van een afvalverwerkingsbedrijf in Anzegem. Tijdens de werken kwam de man onder de wielen van een verreiker terecht. Hij overleed vrijwel meteen aan zijn verwondingen. De politie stelde ter plaatse vast dat nog twee andere Bulgaarse mannen in de loods aan het werk waren. Zij spraken alleen Engels en verklaarden voor een onderaannemer uit Antwerpen te werken.
Gerechtelijk onderzoek
Er werd een gerechtelijk onderzoek gevoerd naar de omstandigheden van het ongeval. Uit dit onderzoek bleek onder andere dat de Bulgaarse mannen als werknemers werkten onder het gezag van de zaakvoerders van een Antwerpse onderaannemer. Ze werden echter verplicht om als werkend vennoot / zelfstandige te werken, hoewel slechts één van hen formeel als zelfstandige was ingeschreven. Er waren ook geen Dimona-inschrijvingen en RSZ-aangiften gebeurd. De Bulgaren hadden geen enkele zeggenschap in de organisatie van hun werk of de arbeidstijden, maar kregen instructies van de beide zaakvoerders van het afvalverwerkingsbedrijf. Er was bovendien sprake van erbarmelijke arbeidsomstandigheden (geen mogelijkheid om zich op te warmen, geen kleedkamer, geen drinkwater, geen koelkast, geen microgolf en gebrekkige
elektriciteit in een koude en vochtige barak).
Tenlasteleggingen
Het afvalverwerkend bedrijf en de beide zaakvoerders moesten zich voor de rechtbank verantwoorden voor verschillende tenlasteleggingen. Dit gold ook voor de feitelijke zaakvoerder en de officiële zaakvoerster van de onderaannemer. Het ging onder andere over zwartwerk, laattijdige uitbetalingen van loon, de afwezigheid van een preventiebeleid en een risicoanalyse, oplichting in het sociaal strafrecht, mensenhandel en onopzettelijke doding. De weduwe en de zus van het slachtoffer stelden zich burgerlijke partij.
Strafmaat
De rechtbank heeft volgende strafmaat uitgesproken:
Eerste beklaagde (afvalverwerkend bedrijf)
Een geldboete van 144.000 euro, waarvan de helft met uitstel voor een termijn van 3 jaar.
Tweede en derde beklaagde (de zaakvoerders van het afvalverwerkend bedrijf)
Een gevangenisstraf van 1 jaar met uitstel voor een termijn van 3 jaar, en een geldboete van 24.000 euro waarvan 18.000 euro met uitstel voor een termijn van 3 jaar. Beiden worden ook voor een periode van 5 jaar uit bepaalde rechten ontzet.
Vierde beklaagde (feitelijke zaakvoerder onderaannemer)
Een gevangenisstraf van 37 maanden en een geldboete van 24.000 euro. Hij wordt ook voor een periode van 5 jaar uit bepaalde rechten ontzet.
Vijfde beklaagde (officiële zaakvoerster onderaannemer)
Een gevangenisstraf van 1 jaar met uitstel voor een termijn van 3 jaar, en een geldboete van 24.000 euro waarvan 21.600 euro met uitstel voor een termijn van 3 jaar. Zij wordt ook voor een periode van 5 jaar uit bepaalde rechten ontzet.
De beklaagden moeten aan de diverse burgerlijke partijen ook een totale schadevergoeding van 35.450 euro en een rechtsplegingvergoeding van 1.650 euro betalen.
Motivering rechtbank
Bij het bepalen van de schuld en de strafmaat baseerde de rechtbank zich onder andere op volgende elementen:
• Het arbeidsongeval deed zich voor omwille van fouten en een gebrek aan voorzichtigheid die door alle beklaagden afzonderlijk zijn begaan (onder andere diverse inbreuken op de welzijnswet). Deze staan in rechtstreeks oorzakelijk verband met het overlijden van het slachtoffer.
• Er was een totaal gebrek aan veiligheids- en voorzorgsmaatregelen die noodzakelijk zijn om het welzijn van werknemers te waarborgen. Geen enkele van de risico’s die verbonden zijn aan het gebruik van een verreiker werd geanalyseerd. Zo beschikten de Bulgaarse medewerkers niet over attesten om met een verreiker om te gaan. Zij hadden hiervoor ook geen enkele opleiding gekregen. De spiegels waren bovendien slecht afgesteld, wat mede het ongeval heeft veroorzaakt. Als men de risico’s wel had geanalyseerd en de werknemers de nodige opleidingen hadden gekregen, had het ongeval zich niet voorgedaan zoals dit nu is gebeurd.
• De beklaagden waren professionele ondernemers, op wie juist een bijzondere zorgplicht rust rond de veiligheid en de gezondheid van het eigen personeel en derden.
• De Bulgaren waren niet ingeschreven via een wettelijk verplichte Dimona-aangifte. Er werden ook geen RSZ-aangiften opgesteld. Ze kregen hun loon hoofdzakelijk in cash geld, zonder dat een wettelijk verplichte kwitantie werd opgemaakt. Bij ziekte of vakantie werden zij niet betaald. Er was dus sprake van zwartwerk en oplichting in het sociaal strafrecht.
• De drie Bulgaren waren aan het werk bij het afvalverwerkingsbedrijf in het kader van een verboden terbeschikkingstelling. Om die reden moet het afvalverwerkingsbedrijf ook als werkgever worden beschouwd.
• Er was effectief sprake van mensenhandel door economische uitbuiting. Er werd een constructie van schijnzelfstandigheid opgezet, om de kosten voor alle beklaagden zo laag mogelijk te houden. De rechtbank wijst hierbij naar het ontbreken van een statuut bij twee Bulgaarse medewerkers, de lange werkdagen, de constante betaling van de lonen, het ontbreken van sociale documenten en de slechte werkomstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid.
• Het strafverleden van de diverse beklaagden. Zo werd de feitelijke zaakvoerder van de Antwerpse onderaannemer in het verleden ook reeds veroordeeld voor inbreuken op het sociaal strafrecht. Hij bevond zich om die reden in staat van wettelijke herhaling. Niettemin zette hij zijn activiteiten verder, waarbij zijn vrouw optrad als officiële zaakvoerster. Uit
geldbejag overschreed hij fundamentele sociaalrechtelijke en menselijke waarden en normen.