Home > Voorlopige bescherming van de Eendenkooi van Meetkerke in Zuienkerke

Voorlopige bescherming van de Eendenkooi van Meetkerke in Zuienkerke

Geschreven op 20 april 2020 om 11:49 door Mario De Wilde

Matthias Diependaele, Vlaams minister van Onroerend Erfgoed, beschermt de Eendenkooi van Meetkerke voorlopig als monument. “Jagen op waterwild via een eendenkooi is een techniek die vanaf de middeleeuwen in onze contreien werd toegepast. Waarschijnlijk is de techniek een Vlaamse uitvinding. De eendenkooi van Meetkerke is één van de weinige overgebleven kooien in België en was al zeker in de 16de eeuw in gebruik. De waterrijke Meetkerkse Moeren zijn een pleistergebied voor watervogels en een ideale locatie dus voor een eendenkooi”, laat minister Diependaele weten. De eendenkooi van Meetkerke getuigt van een bijzondere jachttechniek op waterwild zoals die vanaf de middeleeuwen werd toegepast. Er zijn sterke aanwijzingen dat het ontstaan van eendenkooien in Vlaanderen moet gesitueerd worden. De oudste expliciete vermelding van de eendenkooi van Meetkerke gaat terug tot 1554, maar de oorsprong van de constructie kan ouder zijn en opklimmen tot de middeleeuwen. In die zin is er op dezelfde locatie een duidelijk verband met een voorgaande zwanenhouderij of zogenaamde Zwanerie, al vermeld in 1525.

Geschiedenis
De vroegst bekende eigenaar of pachter van de zwanenhouderij was de hooggeplaatste Brugse stadsmagistraat Maarten Lem. De zwanenhouderij en nadien ook de eendenkooi van Meetkerke werden ondergebracht bij het leenhof van de Burg van Brugge. Beiden waren steeds in handen van invloedrijke families. Vanaf 1770 kwam de eendenkooi voor lange tijd in handen van de adellijke familie van Outryve d’Ydewalle. De eendenkooi werd als vangstinstallatie geëxploiteerd via hun rentmeesters of via een zogenaamde kooibaas. Hiervoor werd een vaste kooiman in dienst genomen. In eerste instantie werd het gevangen wild door de eigenaars geconsumeerd, maar er werd ook vlees verkocht. De eendenkooi van Meetkerke is meerdere malen heringericht, onder meer in 1957 op initiatief van huurder graaf Léon Lippens, die naast jagen een passie had voor watervogels. In de periode 1956-1964 heeft hij de eendenkooi, samen met vrijwilliger-ringer André Rodts, uitgebouwd als vogelringstation. Hij werd in het beheer bijgestaan door baron en amateur-ornitholoog Roger van Caloen. In 2002 werd de eendenkooi eigendom van de Vlaamse overheid. Een laatste herinrichting en herwaardering werd gerealiseerd in 2008 waarbij één vangpijp werd gereconstrueerd.

Technische details:

De eendenkooi van Meetkerke is ingericht volgens het algemeen bekende rogge-ei-type, met vier vangpijpen met gekromd vangfuiknet, hier uitzonderlijk aangevuld met een kleine vijfde vangpijp. Dit vangpijptype werd laatst in 1957 hersteld naar een voor Vlaanderen uitzonderlijk Hollands model, het zogenaamde Gelderse of Brabantse type met kwart-cirkelvormige beugels en kortschermen. De inplanting van de eendenkooi werd bepaald door de ligging in de depressie van de Meetkerkse Moeren waarbinnen een traditioneel hooilandbeheer werd gevoerd. Dit grote waterrijke gebied was daardoor een aantrekkelijk pleistergebied voor watervogels, noodzakelijk voor een succesvolle eendenvangst.

Meer geschiedenis:

De oudst bekende kooiman in Meetkerke is Paulus Van Acker. Het beroep van kooiman werd in stilte en eenzaamheid en vaak ’s nachts op en rond de eendenkooi uitgeoefend. De laatste kooiman van de eendenkooi van Meetkerke was Medard D’Haene. De tijdelijke uitbating van de eendenkooi als vogelringplaats, op initiatief van graaf Léon Lippens, stichter en voorzitter van de ornithologische vereniging ‘Belgische Natuur- en Vogelreservaten’, getuigt ook van het opkomende fenomeen in de jaren 1960 van verenigingen die zich actief inzetten voor natuurbehoud. In deze eendenkooi werden aanzienlijke aantallen watervogels gelokt, geringd, vrijgelaten en eventueel terug gevangen, met het oog op ornithologisch onderzoek naar aspecten van onder meer verspreiding, levensduur en migratie van soorten. Van de geringde eenden zijn talrijke terugmeldingen bekend, onder meer uit Noord-Europese landen en uit Aziatisch Rusland.

Procedure

Na de voorlopige bescherming organiseert het gemeentebestuur een openbaar onderzoek. Op die manier heeft iedereen de kans om opmerkingen of bezwaren kenbaar te maken bij de gemeente. Binnen de negen maanden beslist de Vlaamse minister van Onroerend Erfgoed over een definitieve bescherming.

0 reacties

Wees de eerste die reageert op dit artikel!

Geef een reactie op dit artikel

Velden met een * zijn verplicht in te vullen. E-mailadressen worden nooit gepubliceerd op de website.