Jonge spitssnuitdolfijn aangespoeld in Oostende
Gisteravond is een spitssnuitdolfijn aangespoeld even buiten Oostende. Het diertje, dat opvallend genoeg nog vrij jong was, heeft de ‘landing’ op het strand niet overleefd. De brandweer kwam het kadaver vannacht ophalen en wordt voor onderzoek naar Gent overgebracht. Het aantreffen van deze zoogdieren is vrij uitzonderlijk. Gemiddeld spoelt er een dier per jaar in Nederland of België aan. De spitssnuitdolfijnen zijn familie van de walvissen en behoren tot de tandwalvissen. Er bestaan nog zo’n 20 soorten spitssnuitdolfijnen. Het zijn walvissen die middelgroot zijn en kunnen van 4 meter tot 12 meter lang worden. Alle soorten hebben een lange snuit met weinig tanden. Bij de meeste soorten hebben enkel de mannetjes tanden. Maar veel zijn dat er niet. Het zijn twee slagtanden die naar buiten steken als de bek gesloten is. Ze hebben weinig tanden omdat het voedsel dat ze eten niet echt gekauwd moet worden. Ze eten vooral inktvissen. De tanden van de spitssnuitdolfijnen worden door de mannetjes gebruikt om te vechten. Het gebeurt dan ook vaak dat mannetjes littekens hebben op hun lijf. De dieren jagen door hun voedsel naar binnen te zuigen. Dat gebeurt op volle zee ver van kusten. De meeste dieren komen voor rond de Canarische Eilanden en de Azoren. Maar toch is er over vele dieren nog maar weinig gekend. Dat komt omdat ze zich niet gauw laten zien en vaak naar de diepzee zwemmen. Er zijn maar een paar spitssnuitdolfijnen echt bekend : de zwarte dolfijn en de noordelijke butskop.