2000 vrijwilligers telden 82.444 schelpen en de winnaar is… de halfgeknotte strandschelp
Tweeduizend vrijwilligers telden afgelopen weekend 82.444 schelpen, van in totaal 66 soorten tijdens de zesde editie van de Grote Schelpenteldag. De inventaris is nu gemaakt. Halfgeknotte strandschelp en kokkel haalden zowel in België, Nederland als Frankrijk de top 5. Maar er waren ook interessante regionale verschillen. Minder dan 1% van de gecontroleerde schelpen had een ‘moordgaatje’ als gevolg van predatie door roofslakken.
Uitgegroeid tot mega-event
De Grote Schelpenteldag, met schelpen verzameld over meer dan 400 kilometer strand, is uitgegroeid tot een van de grootste burgerwetenschapsinitiatieven aan de Europese kusten. Dit jaarlijkse ‘LifeWatch’ initiatief startte in België in 2018, onder impuls van het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) en in nauwe samenwerking met EOS Wetenschap, de Provincie West-Vlaanderen, Natuurpunt, de Strandwerkgroep, Kusterfgoed en de tien kustgemeenten. In 2022, bij de vijfde editie, deed Nederland voor het eerst mee op proef. En tijdens de editie van afgelopen zaterdag 25 maart, telden onze noorderburen hun volledige kust, en experimenteerden medewerkers van CPIE Flandre Maritime in Zuydcoote (Noord-Frankrijk) met een eerste deelname.
Toppers en regionale verschillen
In totaal raapten de naar schatting 2.000 deelnemers 82.444 schelpen (B: 40.770 ex.; NL: 34.689 ex.; F: 6.985 ex). In de drie landen samen, troffen de vrijwilligers 66 verschillende soorten (B: 51; NL: 55; F: 35). De twee best vertegenwoordigde schelpen blijven halfgeknotte strandschelp en kokkel. In elk van de drie landen halen ze de top-5. Daarnaast zijn er duidelijk regionale verschillen. België zag zijn ‘traditioneel’ trio opnieuw hoogst scoren, met halfgeknotte strandschelp (23%), nonnetje (23%) en kokkel (21%). Ook in Nederland was de halfgeknotte strandschelp de talrijkste schelp (32%), maar hier gevolgd door kokkel (18%) en ovale strandschelp (17%). Het nonnetje haalde enkel in Zeeland de top-5. Het telstation Zuydcoote in Frankrijk zag dan weer een top-3 gevormd door kokkel (24%), gewone tapijtschelp (21%) en mossel (17%). Daar strandde halfgeknotte strandschelp pas op plaats vijf. En de Amerikaanse zwaardschede eindigde in elk van de landen op een vierde plaats.
Initiator van het project Jan Seys analyseert de cijfers: “Over de volledige lengte van het getelde traject zijn halfgeknotte strandschelp en kokkel vaste waarden. Het merendeel van deze schelpen zijn oud, getuige het lage aantal dubbele schelpen (<4%), en je vindt ze overal. Daarbovenop zie je duidelijk lokale verschillen, met typisch veel nonnetjes aan de Belgische oost- en middenkust en aan de Zeeuwse kust, en bijvoorbeeld opvallend veel recente tapijtschelpen en messcheden tegenaan de Franse grens. Nederland kent dan weer meer fossiele ovale strandschelpen. Om die patronen te kunnen zien heb je een Grote Schelpenteldag nodig.”
De grote schelpenteldag
Opvallende verschillen waren er ook bij individuele soorten. Zo telde Nederland in totaal slechts 1188 mosselen, terwijl Frankrijk op nauwelijks één station 1200 exemplaren verzamelde (en België: 3398 ex. op alle tien stations). Strandgaper werd dan weer enkel in Nederland aangetroffen, en dit in behoorlijke aantallen (totaal: 436 ex.).
In de drie landen samen, troffen de tellers 6 exotische soorten schelpen of 9%. Uitgedrukt in het aantal exemplaren, blijkt het voorkomen van exoten verhoudingsgewijs toe te nemen richting Kanaal. De talrijkheid daar van Amerikaanse zwaardschede, aangevuld met Amerikaanse strandschelp en Filipijnse tapijtschelp maakt het verschil (F: 14,8%; B: 13,2%; NL: 7,7%). Andere belangrijke exoten zijn Amerikaanse boormossel, Japanse oester en muiltje.
‘Moordgaatjes’
Ten slotte ging dit jaar ook aandacht naar het voorkomen van ronde gaatjes in schelpen. Ze getuigen van de stille dood die schelpen gestorven zijn door de actie van roofslakken, zoals tepelhorens en purperslakken. Die boren met hun rasptong door de kalken schelpen heen, om vervolgens het weke vlees met hun slurf op te zuigen. De slakken zelf waren alvast relatief zeldzaam (purperslak: 14 ex.; grote tepelhoren: 106 ex.; glanzende tepelhoren: 147 ex.). En ook met het moordgedrag viel het best mee. Op basis van bijna driehonderd gecheckte stalen van de Belgische kust, bleek minder dan 1% van alle schelpen boorgaatjes te vertonen. De helft daarvan kwam voor bij de halfgeknotte strandschelp; andere belangrijke prooien waren zaagje, ovale strandschelp, stevige strandschelp en nonnetje. Overigens waren veel van de getroffen schelpen niet van recente datum.